Cursusmateriaal bij de naklimcursus

Introductie

In deze map vind je alle informatie over de naklimcursus. Dit bouwt voort op de theorie van de topropecursus, welke in dit document niet herhaald zal worden. De naklimcursus duurt in totaal drie avonden. Op de laatste van de drie avonden moet je een theorie- en een praktijkexamen afleggen. Voor het slagen is het noodzakelijk om de theorie van zowel de topropecursus als deze naklimcursus te beheersen.

Materiaal

Karabiner

Karabiner is Duits voor musketonhaak maar dit woord wordt nooit gebruikt. Het is een metalen sluiting die aan een zijde geopend kan worden. Dit beweegbaar onderdeel heet de snapper of de gate. Karabiners vormen de verbinding tussen twee touwen, touw en boorhaak of gordel en ATC. Kortom een veelgebruikt uitrustingsstuk om van alles mee aan elkaar te maken. Globaal bestaan er drie soorten, ieder ontworpen voor een speciaal doel: snapper, schroefkarabiner en HMS-karabiner.

Snapper Schroefkarabiner HMS-karabiner
snapper schroef karabiner HMS karabiner
Een snapper-karabiner is het simpelste type. De karabiner kan makkelijk open en soms kan ingehangen touw zichzelf uitklippen. Daarom is deze karabiner minder veilig en wordt alleen gebruikt in niet-cruciale situaties. Het is wel een uitstekende materiaalkarabiner (om je niet-gebruikte zooi aan je gordel te hangen). Het vormt ook een onderdeel van een setje waarmee de voorklimmer tussenzekeringen legt.

De schroefkarabiner heeft een extra beveiliging zodat de snapper niet vanzelf ongewenst open kan gaan. De karabiner wordt vergrendeld met een schroefsluiting: deze moet dus altijd dichtgedraaid zijn. Dit moet tijdens het gebruik ook gecontroleerd worden!

Draai de schroefsluiting niet ontzettend vast anders krijg je die nooit meer los. Gewoon vastdraaien is voldoende.

De HMS-karabiner is een speciale uitvoering van een schroef-karabiner. Hij heeft een grote peervormige ronding. Alleen in deze karabiner functioneert de halve mastworp zekering. Omdat in het Duits de halve mastworp zekering HMS wordt genoemd, spreken we van een HMS-karabiner. Ook hier weer: altijd dichtschroeven.

Bandschlinge

Aangezien "schlinge" lus betekent, is een bandschlinge een gestikte (of geknoopte) lus van bandmateriaal. In tegenstelling tot gewoon touw, is bandmateriaal plat en erg flexibel. Dit maakt dat de bandschlinge erg sterk is. Er zijn doorgaans twee lengtematen in gebruik: 60 en 120 cm.

Knopen

Halve mastworp (HMS)

De halve mastworp gelegd met een hand, hier om een naklimmer mee te zekeren. Bron: Petzl

De halve mastworpzekering (Halbmastwurfsicherung) is een dynamische, slippende knoop. Je maakt er dus niks mee vast maar kunt er mee "remmen" ofwel iemand mee zekeren.

Een halve mastworp mag alleen in een HMS-karabiner gelegd worden, bij elk ander karabinertype zal de knoop blokkeren en niet functioneren.

De halve mastworp geeft veel wrijving tussen het klimtouw en de karabiner. Daarom wordt de kracht die op het klimtouw wordt uitgeoefend bijna volledig overgedragen op de karabiner (die vervolgens in je gordel of haak hangt).

Hele mastworp

De mastworp gelegd met een hand, om stand mee te maken. Bron: Petzl

De mastworp is, in tegenstelling tot de halve mastworp, een niet-slippende knoop waarmee het hoofdtouw aan de karabiner bevestigd kan worden. Een HMS-karabiner is niet noodzakelijk maar gebruik wel een schroefkarabiner!

De afbeelding laat zien hoe de knoop wordt gelegd (met één hand!) en de overeenkomst met de halve mastworp blijkt uit de eerste stappen. Als je de laatste lus verkeerd legt, ontstaat een ankersteek. Hoewel deze schijnbaar ook fixeert, is dat niet zo en is dus gevaarlijk. Let hierop.

De mastworp word veel gebruikt (vooral in alpiene technieken) vanwege z'n eenvoud, betrouwbaarheid en handigheid.

Prusikknoop

De prusikknoop gelegd met 3 wikkels, meestal zijn 2 voldoende. Bron: Petzl

De prusikknoop is een klemknoop die gelegd wordt in een kort dun touwtje, een zogenaamd prusiktouwtje. De prusikknoop is in deze opleiding misschien wel de lastigste knoop. Het is in feite een ankersteek met een extra wikkel maar heeft een andere toepassing. Een prusikknoop leg je om het hoofdtouw heen, door de vele wikkels heeft hij veel wrijving en klemt hij zichzelf vast als hij paralel langs het hoofdtouw wordt belast. Hiervoor moet het touwtje wel dun genoeg zijn: de vuistregel is de helft van de diamater van het hoofdtouw, in de praktijk  5 à 6 mm.

Let erop dat de wikkelingen netjes naast elkaar liggen. Bovendien mag de touwdiameter van het prusiktouwtje niet méér dan de halve diameter van het hoofdtouw bedragen, dus 5 of 6 mm is prima. Meestal worden de losse uiteinden met een sackstich aan elkaar geknoopt zodat er een lus ontstaat.

Zekertechniek

Degene die zekert, mag zich nooit laten afleiden, een kleine fout kan fatale gevolgen hebben!

Er is tegenwoordig een heel scala aan zekeringsapparatuur op de markt, allemaal met specifieke eigenschappen en gebruiksaanwijzingen. Om verwarring te voorkomen en de veiligheid te bevorderen, hanteert de TSAC slechts twee zeker-methodes: zekeren met de halve mastworp en met de tuber-achtige.

Het klimmen van routes, zowel in de zaal als buiten in rots, kan op twee manieren: top-ropen of voor- en naklimmen. Hoewel dit twee verschillende zeker-situaties zijn, is er een aantal algemene punten die je altijd in de gaten moet houden tijdens het zekeren:

  1. Het remtouw heeft de zekeraar altijd met minstens één hand vast (de remhand). Dit betekent dat tijdens het inhalen van het touw het remtouw (net als bij het topropen) met beide handen overgepakt wordt. Bij het touw uitgeven is dit echter niet handig. Dan kan je beter het touw door je zekerhand laten glijden, terwijl je met je andere hand het touw door het zekerapparaat trekt.
  2. Laat geen enorme touwlus ontstaan. De klimmer zou dan onnodig ver en hard vallen.
touwgroep

Voor- en naklimmen

Voor- en naklimmen is de andere zekersituatie. Dit is de manier waarop buiten (lange) routes worden geklommen omdat je immers niet vooraf al boven aan de route kan komen om een touw uit te hangen. Maar ook in de zaal wordt vaak op deze manier geklommen.

De ene klimmer is voorklimmer, hij of zij zal als eerste de route klimmen waarbij steeds tussenzekeringen worden gelegd om de valhoogte te verkleinen. De voorklimmer wordt gezekerd door de naklimmer. Als de voorklimmer boven is, maakt hij of zij een zelfzekering (stand) zodat hij of zij niet meer gezekerd hoeft te worden. Daarna wordt de naklimmer van bovenaf gezekerd en kan nakomen.

Voorklimmen is spannender dan top-ropen omdat je een behoorlijk eind kan vallen voordat je door de zekeraar wordt afgeremd. Omdat de optredende krachten groter zijn wordt er vaak met een halve mastworp gezekerd. De halve mastworp zekering geeft voldoende remkracht om een voorklimval te houden, mits de zekeraar alert blijft en direct reageert. Het zekerapparaat hang je in de inbindlus van je gordel (of in de standplaats zoals op het plaatje). Je kunt ook met een ATC zekeren, maar een halve mastworp geeft veel meer wrijving dan een ATC zodat je een voorklimval makkelijker kan houden. Als er een voorklimmer over de standplaats wordt gezekererd, doe dit dan uitsluitend met een halve mastworp.

Het zekeren dient actief te gebeuren (meer dan bij top-ropen) en de zekeraar moet anticiperen op de voorklimmer. Geef bijvoorbeeld op tijd touw uit als de voorklimmer dit nodig heeft om een setje in te hangen.

Behalve de algemene regels voor het zekeren, zijn er speciale aandachtspunten voor het zekeren van een voorklimmer:

  1. Ten overvloede, laat geen touwlus ontstaan. De voorklimmer wil niet verder vallen dan nodig is. Maar zeker niet zo strak dat je de klimmer "uit de wand trekt".
  2. Ga dicht bij de wand staan. Als de voorklimmer valt, krijg je een grote kracht op je lichaam te verwerken. Als je te ver van de wand staat, zal je voorover getrokken worden in plaats van omhoog.
  3. Ga niet in de vallinie van de voorklimmer staan.

Touwcommando's

Voor de communicatie tussen de voor- en naklimmer is een aantal commando's vastgesteld: de touwcommando's. Iedereen gebruikt deze woorden en weet ook hun betekenis. Dit bevordert de veiligheid omdat er minder misverstanden door miscommunicatie ontstaan. Dit klinkt overdreven maar vooral als je buiten klimt, kan je elkaar vaak moeilijk verstaan of zien. Met de touwcommando's is de kans het grootste dat je elkaar wel begrijpt. Touwcommando's hebben betrekking op veranderingen tijdens het zekeren, zoals het onderstaande plaatje laat zien.

In de cyclus van het voor- en naklimmen komen de touwcommando's als volgt voor (voor elk commando noem je de naam van je klimmer of zekeraar):

commando geroepen door situatie / aktie
ik ga voorklimmer Alles is goed ingebonden en er kan geklommen worden.
stand voorklimmer De voorklimmer is boven en heeft een zelfzekering gemaakt. De naklimmer maakt de zekering los.
touw in naklimmer Het resttouw kan zonder zekering ingehaald worden door de voorklimmer.
touw uit naklimmer Het (naklim)touw staat strak.
nakomen voorklimmer De voorklimmer heeft een zekering gelegd om de naklimmer mee te zekeren.
ik kom naklimmer Bevestiging dat de naklimmer gaat klimmen en gezekerd moet worden.

touwcommando's

Daarnaast worden nog andere commando's gebruikt:

commando geroepen door situatie / aktie
bloc klimmer De zekeraar trekt snel het touw strak en blokkeert zodat de klimmer in het touw kan hangen. Het is onzinnig "bloc oke!" te antwoorden, de klimmer voelt vanzelf of het touw strak wordt getrokken.
pas op, touw iedereen Je gaat een abseiltouw naar beneden gooien of gaat een top-rope touw doortrekken. Je waarschuwt de mensen om je heen dat er een touw naar beneden gaat vallen.
touw vrij abseilende Het abseiltouw is vrij voor gebruik.

Uitklippen van setjes

Anders dan bij het topropen zal een naklimmer af en toe een ingeklipt setje tegenkomen. Deze moet uiteraard meegenomen worden. Om te zorgen dat je geen materiaal laat vallen klip je eerst het setje van de haak af en klik je dezelfde karabiner aan een van je materiaallussen. Vervolgens klip je het hoofdtouw uit de andere karabiner. Als je in een touwgroep van 3 klimt, dan klikt de eerste naklimmer het touw uit het setje en vervolgens het touw dat naar de tweede naklimmer loopt er weer in. De tweede naklimmer neemt het dan mee.

Zelfzekering

We spreken van een zelfzekering als je jezelf aan een vast punt hebt vastgemaakt. Je bent dan voor je veiligheid niet meer afhankelijk van de zekeraar en kun je het touwcommando 'stand' roepen. Omdat de zelfzekering erg betrouwbaar moet zijn, gebruik je altijd schroefkarabiners. Een zelfzekering kan op twee manieren gemaakt worden:

  1. met een mastworp in het hoofdtouw waarin je al ingebonden zit. Dit is een snelle en praktische methode. De lengte is van de zelfzekering is makkelijk aanpasbaar. Omdat de zelfzekering van dynamisch touw is gemaakt kun je hier in vallen; iets wat je met een statische schlinge niet zou mogen doen.
  2. met een aparte (lange) bandschlinge die je met een ankersteek aan je gordel maakt. Dit heeft de voorkeur als je meteen weer langs het hoofdtouw wilt abseilen omdat je dan het touw niet voor een zelfzekering kan gebruiken.
inbinden bij abseilen

Abseilen

Abseilen is Duits voor het afdalen langs het touw. Natuurlijk doe je dat om weer beneden te komen na het klimmen van een route, maar daarvoor hoef je niet altijd ab te seilen. Bij top-ropen laat de zekeraar de klimmer aansluitend weer zakken en vaak kan je in sportklimgebieden gewoon omlopen, er loopt dan een (modderig en steil) paadje om de wand heen.

Abseilen is relatief gevaarlijk omdat je slechts aan één vast punt hangt en de touwtechnieken ingewikkelder zijn dan bij het zekeren. Blijf daarom geconcentreerd en houd het overzichtelijk.

Alle gebruikte karabiners zijn uiteraard schroefkarabiners. De schlinge is middels een ankersteek vastgeknoopt aan de gordel. Het handigste is om een lange schlinge te gebruiken waar je op ongeveer een derde van de lengte een zaksteek legt. Een ATC verbind je middels een schroefkarabiner aan de korte kant van de schlinge (zoals in de afbeelding). Het lange stukje van de schlinge heb je hiervoor gebruikt als zelfzekering, maar kun je zodra je de prusikknoop hebt gelegd en aan je gordel gehangen middels een tweede schroef, aan je materiaallus bevestigen. Voor lange of korte mensen kan de zaksteek hoger of lager worden geknoopt dan de eerder genoemde 1/3 van de lengte van de schlinge. Een ATC op borsthoogte werkt het prettigste. Zorg er echter altijd voor dat de lengte niet zodanig kort is dat de prusik tegen de ATC kan lopen. Gebeurd dat namelijk wel dan schuift de ATC de prusik op en heb je dus geen zekering meer!

Het gevoel voor een aangename abseil krijg je snel genoeg door als je het een keer doet. Let daarbij op het volgende:

  • Hou met beide handen onder de ATC vast. Met je ene hand houd je enkel het touw vast; dit is je remhand waarmee je je snelheid doseert. Met je andere hand schuif je de prusikknoop mee naar beneden.
  • Probeer gelijkmatig af te dalen met je benen een beetje uit elkaar voor de stabiliteit. Hang genoeg achterover zodat je voeten bijna loodrecht op de wand staan.
  • Pas op met lange haren, mouwen, bandjes van je helm e.d. Deze kunnen in de ATC komen en dan ben je niet blij. Redding door iemand anders is vaak de enige oplossing!

We zijn er tot nu toe vanuit gegaan dat het abseiltouw er al hangt. Als dat niet zo is, moet je het zelf uithangen. Doe dit beheerst en denk aan de volgende punten:

  • Maak altijd een zelfzekering opdat je niet naar beneden flikkert tijdens het uithangen.
  • Abseilen doe je in de regel aan dubbel touw omdat je het daarna vanaf de grond kan doortrekken. Bind dan de uiteinden met een achtknoop bij elkaar om te voorkomen dat het touw per ongeluk doorschiet. Bovendien zal de prusik op die dikke knoop blijven steken als het touw te kort is.

(Pagina gewijzigd op .)